Stolpersteine onthuld op Veldwijk

‘Elk mens doet er toe, vergeet ze niet’
ERMELO – Vanmiddag werden op Landgoed Veldwijk, voor het Hoofdgebouw twee Stolpersteine (Struikelstenen) onthuld door burgemeester Hans van Daalen en de voorzitter van de Raad van Bestuur GGz Centraal Arjan Theil. De stenen zijn gelegd ter herinnering aan twee Joodse patiënten. ,,Omdat hun namen er toe doen, en we voelen de wereld aan leed die er achter ligt,’’ sprak Geestelijk Verzorger Mathilde Knol.
Directeur Douwe van der Heide heette iedereen welkom. ,,We gaan vandaag twee struikelstenen plaatsen, Stolpersteine, de laatste in Ermelo voor twee patiënten die in de oorlog van Veldwijk werden weggevoerd. Op deze manier willen we hier vorm aan geven. Dat wij de laatsten zijn heeft onder andere te maken dat we eerst hebben onderzocht of er nog nabestaanden van deze twee patiënten waren. Die hebben we echter niet gevonden.’’ Dick van Wijngaarden vertelde het verhaal van de arrestatie van de twee patiënten en de wegvoering naar Westerbork. Arjan Theil: ,,Ik woon in Amsterdam en daar struikel je over de Stolpersteine. Ik hoop dat ook na de ontwikkeling van ons terrein mensen over deze steen blijven struikelen. En dat is precies de bedoeling.’’ Tot slot sprak burgemeester Hans van Daalen. ,,We komen op een bijzondere plek bij elkaar en er zijn allerlei lijnen te trekken naar vandaag. Door deze informatie komt het verhaal nog dichter bij je. Een jaar geleden zijn de eerste Stolpersteine gelegd en ik ben er van overtuigd dat dit een heel goede keuze is geweest. Hoe klein de stenen ook zijn, ze zijn heel groot in hun spreken. Elk mens is bijzonder en uniek en in Ermelo zijn mensen nog meer bijzonderder en inclusiever. Het is ook een symbool van hoop en veerkracht en we mogen hierbij ook naar de toekomst kijken.’’.
Geliefd
,,Elk mens doet ertoe, elk mens verdient het om geliefd mens te zijn, gekoesterd en beschermd.’’ Deze woorden sprak Knol uit tezamen met een gedicht van Neeltje Maria Min: ‘Noem mij, bevestig mijn bestaan, laat mijn naam zijn als een keten, noem mij , noem mij, spreek mij aan. O, noem mij bij mijn diepste naam, Voor wie ik liefheb, wil ik heten’. In aanwezigheid van vertegenwoordigers van GGz Centraal, de Cliëntenraad, de Museumcommissie, Vereniging Historisch Ermeloo, Werkgroep Joodse Slachtoffers Ermelo en museum Het Pakhuis werd het verhaal vertelt van de beide slachtoffers. Op 10 april 1943 werden zowel op ’s Heeren Loo als op Veldwijk meerdere Joodse bewoners en patiënten gearresteerd. Nadat er twaalf Joodse bewoners van ’s Heerenloo met een bus waren opgehaald, vertrok men naar Veldwijk. Daar werden twee Joodse patiënten opgehaald en gezamenlijk naar Westerbork gedeporteerd. Ze verbleven kort in Westerbork, want ze werden op 13 april per trein op transport gezet naar Sobibor in Polen. Daar werden dertien van de veertien patiënten op 16 april omgebracht. Noordwal overleed op 23 april. De twee patiënten van Veldwijk waren Julius Canter (05-04-1901) en Philip Alexander Noordwal (25-06-1868).
Westerbork
Zowel de geneesheer-directeur van ’s Heeren Loo (dr. Dekker) als van Veldwijk (dr. Hamer) kregen op donderdag 8 april 1943 via de gemeentesecretaris te horen dat de Joodse patiënten van beide instelling binnen enkele dagen zouden worden opgehaald. Zowel Dekker als Hamer weigerden echter medewerking te verlenen. Op Veldwijk verbleven in die tijd zo’n 18 Joodse patiënten die nog niet in het bevolkingsregister van Ermelo waren ingeschreven. In overleg met de familie werd besloten dat deze zouden vertrekken. Twee chronisch zieke patiënten, Noordwal en Canter, stonden wel ingeschreven in het bevolkingsregister en bleven achter op Veldwijk omdat de familie geen onderdak voor hen kon vinden vanwege hun toestand. De beide patiënten verbleven al langere tijd op Veldwijk (paviljoen Bloemhof en Hoogerhout) en konden dus niet zomaar onderduiken. De politie meldde vervolgens dat op zaterdagmorgen 10 april de bus met patiënten van ’s Heeren Loo ook de twee patiënten op Veldwijk zou komen halen. Er werd echter geen enkele medewerking aan de oproep gegeven waarop politieagenten gingen ze zelf de paviljoens langs en vroegen aan medepatiënten waar de twee verbleven. Een van hen wees Julius Canter aan op Bloemhof. Later die middag werd ook Noordwal aangetroffen op paviljoen Hoogerhout waarop de bus met de veertien Joodse patiënten vertrok naar Westerbork.
Familie
Op 26 november 2021 werden aan de F.A. Molijnlaan 75 twee Stolpersteine gelegd voor het Joodse echtpaar Matthijs Canter en Jenny Löwenstein. Van dit adres vertrokken zij begin april 1943 naar het kamp Westerbork en vandaar op 20 april naar Sobibor. Beiden overleden op 23 april 1943. Het echtpaar, met hun zoon Julius woonde al sinds 1921 in Nunspeet. Zoon Julius werd in juli 1925 opgenomen op Veldwijk. De tweede Joodse patiënt die werd meegenomen was Philip Alexander Noordwal, geboren in Den Haag op 25 juni 1868. Hij had vier broers en zussen. Het is niet bekend wanneer hij op Veldwijk werd opgenomen. Zus Cornëlie Noordwal was een bekend schrijfster. Ze werd in die tijd wel vergeleken met grote schrijvers als Charles Dickens en Herman Heijermans.
Kaarsjes
Deze twee stenen op Veldwijk zijn (vooralsnog) de laatste van de 41 stenen die afgelopen jaar in Ermelo zijn gelegd. Nadat Mathilde Knol enkele verzen uit de Kaddisj (het gebed voor de overledenen) had voorgelezen, werden er twee kaarsjes ontstoken. Daarna konden de circa 25 aanwezigen, naar Joods gebruik, een steentje bij de Stolpersteine leggen. Knol: ,,Een tastbaar teken van respect en liefde voor de overledene en een herinnering aan onze goede voornemens. Dat wij de namen van Julius en Philip Alexander nooit vergeten en weten hoe kostbaar en kwetsbaar een mens is.’’
- Details
- Geschreven door Gert Hofsink
- Categorie: Actueel
- Gepubliceerd: 10 juni 2025